maandag 27 juni 2016

Bezemkruiskruid


Bezemkruiskruid - Senecio inaequidens
 

Bezemkruiskruid is een van oorsprong Zuid-Afrikaanse plant die sinds de jaren zeventig van de 20ste  eeuw een opmerkelijke opmars door Europa maakt. Verspreiding van zaden gebeurde eerst via wol transporten, later  langs spoor- en  autowegen.  

Het is een composiet die betrekkelijk nieuw is in onze gewesten, en het heeft zich de laatste jaren sterk uitgebreid. Op dit ogenblik wordt het bezemkruiskruid beschouwd als één van de meest invasieve plantensoorten.

De Nederlandse naam bezemkruiskruid is afkomstig van de vorm van wortel van de plant, door de sterke vertakking lijkt deze wat op een bezem. De soortaanduiding inaequidens betekent ‘ongelijke tanden’ en dat verwijst naar de kenmerkende onregelmatige tandjes op de bladrand.
 
De naam kruiskruid is misschien ontstaan door de kruisgewijs staande bladen, maar meer waarschijnlijk is dat het een verbastering is van de Duitse naam ‘Greiskraut’. Senecio komt van senex (grijsaard), omwille van het spoedig zichtbaar wordende vruchtpluis.

Het is van alle andere soorten binnen de geslachten Jacobaea en Senecio (o.a. jakobskruid en kruiskruid) te onderscheiden door de lijnvormige bladeren.  

Het plantje is van nature toegerust om met weinig vocht toe te komen – kijk maar naar de smalle, bijna naaldvormige blaadjes – en  het komt in steden dan ook op de meest onherbergzame plaatsen voor, zoals op voetpaden en langs autowegen. Je kan het aantreffen op drukke verkeersknooppunten, op kiezelvlaktes, in barsten in het asfalt, in dakgoten en op andere plaatsen waar van aarde nauwelijks sprake is. Eén constante is wel waar te nemen: het bezemkruiskruid houdt het meest van plekjes in de volle zon.

Het natuurlijke verspreidingsgebied van de plant ligt in Zuid-Afrika. Daar komt de soort voor in de bergen in het oosten op rotsige hellingen en op met kiezel bedekte beekbodems. Met wol transporten is de plant rond 1900 naar Europa gekomen.
 
Pas sinds de jaren zeventig van de 20ste eeuw is bezemkruiskruid aan een duidelijke opmars bezig. Waarschijnlijk is de soort in 2004 een tweede keer in Europa is geïntroduceerd. Die tweede verspreiding schijnt te hebben plaatsgevonden vanuit het Middellandse Zeegebied. Via spoor- en snelwegen zouden de zaden verder noordwaarts zijn vervoerd. De plant komt in grote delen van West- en Midden-Europa voor.  Vanuit Duitsland begon de plant vanaf 2006 ook Oost-Europa in te trekken.  Inmiddels breidt hij zich de laatste jaren ook zeer sterk uit in de duinen en begint ook steeds meer natuurgebieden in te trekken. Als bezemkruiskruid gaat woekeren in natuurgebieden verdrijft hij zeldzamere soorten. Deze bedreiging zal steeds grotere vormen aannemen.  In de Vlaamse duinen wordt bezemkruiskruid al met gerichte maatregelen bestreden.

In een Duitse blog schreef Richard Gleim over dit plantje: “Zwervend over de wereld zonder voeten of benen te bezitten, zonder vleugels of hart of centraal zenuwstelsel. Een zwerver die slechts kan blijven bestaan wanneer hij, vast geworteld in de aarde, zijn leven gestalte geeft, gevoed door lucht, water, zon en oplosbare mineralen. Het gaat om een plant… Een plant die onze ouders in hun jeugd nauwelijks tegenkwamen, want ze kwam hier op onze breedtegraad simpelweg niet voor.”

De flora ‘Heimans, Heinsius en Thysse’ schrijft in 1983 nog dat de soort vooral voorkomt in België en het zuiden van Nederland.  Maar intussen is de plant ook overal in Nederland algemeen. Op dit ogenblik wordt het bezemkruiskruid beschouwd als één van de meest invasieve neofieten,  dat zijn planten die na de middeleeuwen bij ons in het wild zijn verschenen.  In Duitsland, Zwitserland en Frankrijk ziet men de soort als een bedreiging voor de inheemse flora.

Oude muren kunnen een bijzondere aanwinst voor de ecologie betekenen, maar als bezemkruiskruid hier gaat groeien verdwijnt de natuurlijke muurvegetatie. Daarom is het ook aan te bevelen bezemkruiskruid van oude muurtjes weg te halen.

Behalve het feit dat de plant zo verbluffend snel oprukt, is het ook een voor mens en dier giftige plant.  Dat hoeft niet altijd een probleem te zijn, wanneer zo’n plant natuurlijke vijanden heeft, maar dat geldt niet voor het bezemkruiskruid.  Konijntjes knabbelen er wel eens aan, maar vinden het duidelijk niet smakelijk genoeg als dagelijkse kost.  Slakken laten de plant links liggen, en tegen de meeste schimmelziekten blijkt het ook bestand.

Zoals vrijwel alle planten van het geslacht Senecio bevat de plant pyrrolizidine alkaloïden.  Grazers hebben dus niks aan de bezem in hun foerageergebied en kunnen de bezem ook niet van het land vegen door hem op te eten. Voor een paard is 40 gram van elk deel van deze plant giftig, voor een koe is dat 140 gram. In kuilvoer of in hooi wordt dit plantje in gedroogde toestand door het vee niet herkend. Maar dat is nog niet alles: heeft de koe dit plantje gegeten, dan kan het gif via de melk in de mens terechtkomen, wat tot leverbeschadigingen kan leiden en de vruchtbaarheid van de man kan beïnvloeden.
Disclaimer:

"Wilde planten in Brugge" is niet verantwoordelijk voor eventuele schade, van welke aard dan ook, als gevolg van het gebruik van planten voor medische of culinaire doeleinden.  “Wilde planten in Brugge” kan niet aansprakelijk gesteld worden voor aanspraken die voortkomen uit de verkeerde determinatie van een kruid of het verkeerde gebruik ervan in de ruimste zin van het woord. Dit artikel vervangt niet het deskundig advies van een arts of een erkend fytotherapeut.

Bronnen:


Geen opmerkingen: