Steenbreekvaren - Asplenium
trichomanes
De vegetatie om de
Brugse kademuren en oude gevels is vaak een lust voor het oog. Eén van de
planten die her en der voorkomen is Steenbreekvaren, behorende tot de Streepvarenfamilie,
Aspleniaceae.
Met zijn donkere
bladsteel en bladspil is steenbreekvaren een verspreid voorkomende, maar toch
een vrij zeldzame soort op onze oude muren. In de rode lijst voor Vlaanderen
staat hij al “momenteel niet bedreigd”
aangevinkt. In Vlaanderen is het aantal vindplaatsen is in vergelijking met de
periode 1940-1972 wel sterk toegenomen.
In België komen
twee ondersoorten voor: Gewone steenbreekvaren (Asplenium trichomanes subsp.
quadrivalens) en IJle steenbreekvaren (Asplenium trichomanes subsp.
trichomanes). Waarschijnlijk komt in Vlaanderen alleen Gewone steenbreekvaren
voor.
Op een oude
vochtige muur, bestaande uit kalksteen en gericht op het
noorden, voelt de steenbreekvaren zich thuis. Belangrijker dan de steen is het specie: deze dient kalkhoudend en niet te hard te zijn. Steenbreekvaren is veel gevoeliger voor droogte dan muurvaren (zie elders) en staat bijgevolg vooral op schaduwrijke muren.
noorden, voelt de steenbreekvaren zich thuis. Belangrijker dan de steen is het specie: deze dient kalkhoudend en niet te hard te zijn. Steenbreekvaren is veel gevoeliger voor droogte dan muurvaren (zie elders) en staat bijgevolg vooral op schaduwrijke muren.
In tegenstelling
tot wat zijn naam laat vermoeden is deze varen niet echt in staat om stenen te
breken. Hij heeft wel voorkeur voor
spleten in stenen en oude muren.
De Latijnse naam Asplenium
komt van het Griekse a (niet) en splen (milt), omdat men dacht dat het gebruik
een opgezwollen milt zou doen inkrimpen. Trichomanes komt van het Griekse
trichion (haartje) en manos (dun).
Steenbreekvaren is
een kleine wintergroene plant met naar alle kanten verspreid en in bundels
uitstaande bladeren, waardoor deze enigszins bolvormig op de muur lijkt te
groeien. Uit de wortelstok ontspringt een groot aantal draadvormige bladstelen.
De wintergroene
bladeren zijn langgerekt en kort gesteeld en met 2 rijen met veel deelblaadjes.
Deze zijn klein, eirond, vaak wat hoekig, hebben een vrijwel gave rand (naar de
top vaak fijn gekarteld) en zijn lichtgroen. De meeste zijn onderling even
lang. In het tweede jaar verliezen de bladeren vaak geleidelijk hun
deelblaadjes, de kale bladspillen blijven nog lang zitten. Oudere planten
lijken daardoor vooral in de lente op pruikjes van zwartglanzend haar.
Sporen. Aan de
onderkant van een blaadje, aan beide kanten van de middennerf langs de
zijnerven zie je meestal 3 of 4 sporendoosjes.
De steenbreekvaren
vormt een compact wortelstelsel en heeft aan een kleine oppervlakte genoeg,
zoals in een muur. De belangrijkste manier van voortplanting is door middel van
wortelstokken. Aan de uitlopers komen weer nieuwe bladeren, en dit is ook de manier om de steenbreekvaren
eenvoudig te vermeerderen voor eigen
gebruik: een uitloper afsnijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten