Bezemkruiskruid - Senecio inaequidens
Bezemkruiskruid is een van oorsprong Zuid-Afrikaanse
plant die sinds de jaren zeventig van de 20ste eeuw een opmerkelijke opmars door Europa
maakt. Verspreiding van zaden gebeurde eerst via wol transporten, later langs spoor- en autowegen.
Het is een composiet die betrekkelijk nieuw
is in onze gewesten, en het heeft zich de laatste jaren sterk uitgebreid. Op
dit ogenblik wordt het bezemkruiskruid beschouwd als één van de meest invasieve
plantensoorten.
De Nederlandse naam bezemkruiskruid is
afkomstig van de vorm van wortel van de plant, door de sterke vertakking lijkt
deze wat op een bezem. De soortaanduiding inaequidens
betekent ‘ongelijke tanden’ en dat
verwijst naar de kenmerkende onregelmatige tandjes op de bladrand.
De naam kruiskruid is misschien ontstaan
door de kruisgewijs staande bladen, maar meer waarschijnlijk is dat het een
verbastering is van de Duitse naam ‘Greiskraut’.
Senecio komt van senex (grijsaard), omwille van het spoedig zichtbaar wordende
vruchtpluis.
Het is van alle andere soorten binnen de
geslachten Jacobaea en Senecio (o.a. jakobskruid en kruiskruid) te
onderscheiden door de lijnvormige bladeren.
Het plantje is van nature toegerust om met
weinig vocht toe te komen – kijk maar naar de smalle, bijna naaldvormige
blaadjes – en het komt in steden dan ook
op de meest onherbergzame plaatsen voor, zoals op voetpaden en langs autowegen.
Je kan het aantreffen op drukke verkeersknooppunten, op kiezelvlaktes, in
barsten in het asfalt, in dakgoten en op andere plaatsen waar van aarde
nauwelijks sprake is. Eén constante is wel waar te nemen: het bezemkruiskruid
houdt het meest van plekjes in de volle zon.
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de
plant ligt in Zuid-Afrika. Daar komt de soort voor in de bergen in het oosten
op rotsige hellingen en op met kiezel bedekte beekbodems. Met wol transporten
is de plant rond 1900 naar Europa gekomen.
Pas sinds de jaren zeventig van de 20ste
eeuw is bezemkruiskruid aan een duidelijke opmars bezig. Waarschijnlijk is de
soort in 2004 een tweede keer in Europa is geïntroduceerd. Die tweede
verspreiding schijnt te hebben plaatsgevonden vanuit het Middellandse
Zeegebied. Via spoor- en snelwegen zouden de zaden verder noordwaarts zijn
vervoerd. De plant komt in grote delen van West- en Midden-Europa voor. Vanuit Duitsland begon de plant vanaf 2006 ook
Oost-Europa in te trekken. Inmiddels
breidt hij zich de laatste jaren ook zeer sterk uit in de duinen en begint ook
steeds meer natuurgebieden in te trekken. Als bezemkruiskruid gaat woekeren in
natuurgebieden verdrijft hij zeldzamere soorten. Deze bedreiging zal steeds
grotere vormen aannemen. In de Vlaamse duinen
wordt bezemkruiskruid al met gerichte maatregelen bestreden.
In een Duitse blog schreef Richard Gleim
over dit plantje: “Zwervend over de
wereld zonder voeten of benen te bezitten, zonder vleugels of hart of centraal
zenuwstelsel. Een zwerver die slechts kan blijven bestaan wanneer hij, vast
geworteld in de aarde, zijn leven gestalte geeft, gevoed door lucht, water, zon
en oplosbare mineralen. Het gaat om een plant… Een plant die onze ouders in hun
jeugd nauwelijks tegenkwamen, want ze kwam hier op onze breedtegraad simpelweg
niet voor.”
De flora ‘Heimans, Heinsius en Thysse’
schrijft in 1983 nog dat de soort vooral voorkomt in België en het zuiden van
Nederland. Maar intussen is de plant ook
overal in Nederland algemeen. Op dit ogenblik wordt het bezemkruiskruid
beschouwd als één van de meest invasieve neofieten, dat zijn planten die na de middeleeuwen bij ons
in het wild zijn verschenen. In
Duitsland, Zwitserland en Frankrijk ziet men de soort als een bedreiging voor
de inheemse flora.
Oude muren kunnen een bijzondere aanwinst
voor de ecologie betekenen, maar als bezemkruiskruid hier gaat groeien verdwijnt
de natuurlijke muurvegetatie. Daarom is het ook aan te bevelen bezemkruiskruid
van oude muurtjes weg te halen.
Behalve het feit dat de plant zo
verbluffend snel oprukt, is het ook een voor mens en dier giftige plant. Dat hoeft niet altijd een probleem te zijn,
wanneer zo’n plant natuurlijke vijanden heeft, maar dat geldt niet voor het bezemkruiskruid.
Konijntjes knabbelen er wel eens aan,
maar vinden het duidelijk niet smakelijk genoeg als dagelijkse kost. Slakken laten de plant links liggen, en tegen
de meeste schimmelziekten blijkt het ook bestand.
Zoals vrijwel alle planten van het geslacht
Senecio bevat de plant pyrrolizidine
alkaloïden. Grazers hebben dus niks aan
de bezem in hun foerageergebied en kunnen de bezem ook niet van het land vegen
door hem op te eten. Voor een paard is 40 gram van elk deel van deze plant
giftig, voor een koe is dat 140 gram. In kuilvoer of in hooi wordt dit plantje
in gedroogde toestand door het vee niet herkend. Maar dat is nog niet alles:
heeft de koe dit plantje gegeten, dan kan het gif via de melk in de mens
terechtkomen, wat tot leverbeschadigingen kan leiden en de vruchtbaarheid van
de man kan beïnvloeden.
Disclaimer:
"Wilde
planten in Brugge" is niet verantwoordelijk voor eventuele schade, van
welke aard dan ook, als gevolg van het gebruik van planten voor medische of
culinaire doeleinden. “Wilde planten in
Brugge” kan niet aansprakelijk gesteld worden voor aanspraken die voortkomen
uit de verkeerde determinatie van een kruid of het verkeerde gebruik ervan in
de ruimste zin van het woord. Dit artikel vervangt niet het deskundig advies
van een arts of een erkend fytotherapeut.
Bronnen:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten