Moerasandoorn is overblijvende moerasplant
uit de Lipbloemenfamilie. Oorspronkelijk komt moerasandoorn uit Eurazië. De plant is door introductie door de mens ook
in Noord-Amerika in het wild te vinden. In België is het een algemeen
voorkomende soort langs de waterkant, vooral daar waar de grond voedselrijk is.
De naam verwijst naar de plaats waar de
plant vaak groeit namelijk op vochtige plekken. Het tweede gedeelte ,andoorn,
is voor mij nog onbekend.
Stachys betekent " aar" , naar de
aarvormige bloeiwijze. Palustris betekent " van het moeras" . Het is
een prachtplant voor de natte oever of het voor het moerasgedeelte van de
vijver.
Let op: deze plant kan gemakkelijk gaan
woekeren met haar ondergrondse wortelstok.
Moerasandoorn wordt vaak verward met een orchis.
Nu is het een erg mooie plant maar er zijn heel veel verschillen. Een ervan is de vierkante stengel. Deze zal
je bij een orchis nooit zien. De moerasandoorn is trouwens lid van de
Lipbloemenfamilie (Labiatae of Lamiaceae; beide namen zijn toegestaan) en hij
bloeit in juni tot augustus.
De moerasandoorn geeft, net als de
bosandoorn, een onaangename geur af bij kneuzing.
De 60-80 cm hoge plant komt voor op
vochtige standplaatsen, zoals in ruigtes, langs rivieroevers, langs beken en
sloten of in bouwland. De plant verspreidt zich vegetatief met dunne
wortelstokken waar aan het eind witte knolletjes zitten vergelijkbaar met
aardappel. De knolletjes werden vroeger wel gegeten. De behaarde, holle stengel
is vierkantig. De tot 15 cm lange, sterk behaarde, getande bladeren zijn tamelijk
smal lancetvormig tot langwerpig-ovaal en aan de voet enigszins hartvormig. De
bladeren zijn tegenoverstaand en de bovenste zittend.
De plant heeft 1,2-1,5 cm lange, purperen
bloemen, waarvan de onderlip vaak roodachtig gevlekt is. Soms komen ook planten
met witte bloemen voor. De bloemen hebben een zwak aromatische geur en staan
met vier tot tien stuks in een schijnkrans. De bloeitijd is van juni tot
oktober.
De bloemen staan uitnodigend open om hun
nectar aan insecten aan te bieden. Na de bloei verschijnen de zaadjes. In de
natuur drijven die enige tijd op het water en zo verspreidt de plant zich langs
de waterkant. De bloemen worden door vele insecten bezocht, waaronder vliegen,
bijen, hommels en vlinders, die zowel voor de nectar als voor het stuifmeel
komen.
Moerasandoorn vormt in het najaar
knolletjes aan de wortels. Deze knolletjes werden in vroegere tijden gegeten.
Ze hebben een ietwat nootachtige smaak en kunnen zowel rauw worden gegeten als
gebakken met boter, uitjes en knoflook. De knolletjes kunnen ook worden
gedroogd en vermalen tot meel. Lekker als je brood bakt om ongeveer 20% aan je
meelmengsel toe te voegen.
Moerasandoorn kent een eeuwenoude gebruikt
als medicinale plant vanwege de bloedstelpende en ontsmettende werking. De
bladen hebben ontsmettende eigenschappen en worden al eeuwenlang gebruikt voor
het verbinden van wonden en om het bloeden te stoppen. Ook kunnen de jonge
scheuten worden gestoofd en gegeten. De smaak is lekker maar de reuk is minder.
Disclaimer bij het gebruik van deze blog:
"Wilde planten in Brugge" is niet
verantwoordelijk voor eventuele schade, van welke aard dan ook, als gevolg van
het gebruik van planten voor medische of culinaire doeleinden. “Wilde planten in Brugge” kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor aanspraken die voortkomen uit de verkeerde
determinatie van een kruid of het verkeerde gebruik ervan in de ruimste zin van
het woord. Dit artikel vervangt niet het deskundig advies van een arts of een
erkend fytotherapeut.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten