Es - op de kademuur aan de Langerei |
Op de kademuur aan de Langerei te Brugge groeit – zo maar tussen de stenen – een es. Jawel! Een boom!
De gewone es is een bladverliezende boom die behoort tot de Oleacea-familie.
De naam van de boom, "es", is terug te voeren op het Oud-Engelse ‘æsc’. Het geslacht Fraxinus komt van het woord "speer" in het Latijn omdat het van essenhout is dat de speren van de soldaten werden gemaakt.
Gewone es komt wijdverbreid voor in Europa. Hij kan tot 40 meter hoog worden.
In verschillende Europese landen is de gewone es sterk in verval door de verspreiding van een ziekte veroorzaakt door de schimmel: chalarose. Dat is een ziekte die wordt veroorzaakt door een schimmel genaamd Hymenoscyphus fraxineus (voorheen Chalara fraxinea ).
Het veerkrachtige essenhout is wit, lichtroze en parelmoerachtig, vrij hard en zeer vasthoudend. Het is ook zeer elastisch, wat het interessant maakt voor het maken van houten gereedschapsstelen. Verder wordt het essenhout vaak gebruikt bij het maken van veel muziekinstrumenten, maar ook in kasten. Men werkt al jaren met essenhout. Het is een van de sterkste hardhoutsoorten en absorbeert schokken zonder te versplinteren. Het is het hout bij uitstek voor het maken van gereedschappen en sporthandvatten, waaronder hamers, bijlen, schoppen, hockeysticks en roeispanen. Een aantrekkelijk hout, het wordt ook gewaardeerd voor meubels.
In de Middeleeuwen werden essen geplant bij kastelen om de aanvoer van speren, werpsperen en speren te verzekeren. De dichtheid van het hout maakt het ook een ideale brandstof. Dit komt tot uiting in de Latijnse soortnaam Fraxinus, wat vuurlicht betekent.
In de Griekse mythologie waren de ‘Meliae’ nimfen van de es, misschien specifiek van de manna-es (Fraxinus ornus), aangezien ‘Dryaden’ nimfen van de eik waren.
In de Europese folklore en mythologie heeft de es een culturele betekenis. Hij wordt geassocieerd met begrippen als kracht, wijsheid en bescherming. In de Noorse mythologie werd de es afgebeeld als de levensboom, Yggdrasil, die de wereld van goden en mensen in zijn takken droeg. Veel geleerden zijn het er nu echter over eens dat er in het verleden een fout is gemaakt bij de interpretatie van de oude geschriften en dat de boom hoogstwaarschijnlijk een Europese taxus is.
Yggdrasil, de Wereldboom in de Vikingmythologie, groeide op een eiland omringd door de oceaan, in de diepte waarvan de Wereldslang lag. De stam van deze es reikte tot aan de hemel, en zijn takken verspreidden zich over alle landen van de aarde. Zijn wortels reikten tot in de onderwereld. Een eekhoorn rende de boom op en neer met berichten van de slang die aan de wortels knaagde naar de adelaar in het bladerdak en weer terug. Een hert voedde zich met de asbladeren en uit zijn gewei stroomden de grote rivieren van de wereld. Een magische geit graasde bij de boom, en zijn uiers leverden geen melk maar mede voor de krijgers in Odins Grote Zaal. De goden hielden hun raad onder het bladerdak van hun beschermboom.
Net als de Vikingen beschouwden ook de Kelten de es ook als beschermend. Van de vijf legendarische beschermbomen van Ierland waren er drie essen. Es is ook de - op één na - meest populaire boom die naast Ierse heilige bronnen groeit.
In de Britse folklore werd aan de es een reeks beschermende en genezende eigenschappen toegeschreven. De meeste hiervan hadden betrekking op de gezondheid van kinderen. Pasgeboren baby's kregen in de volksmond een theelepel essensap. Zieke kinderen, vooral degenen die lijden aan gescheurde of zwakke ledematen, zouden naakt door een spleet in een es of een jonge boom worden geleid om ze te genezen. De spleet werd vaak voor dit doel gemaakt en na de ceremonie weer aan elkaar gebonden om te genezen terwijl het kind ook genas. Folklore suggereerde een intieme band tussen het welzijn en het lot van de boom en de persoon.
Door het hardhout is het al lang het symbool van krachtige stevigheid en onsterfelijkheid. Hij trad op als schakel, en soms zelfs als bemiddelaar, tussen hemel en aarde. Men dacht dat de es geneeskrachtige en mystieke eigenschappen had en het hout werd verbrand om boze geesten af te weren.
De takken van de es werden gebruikt door heksen als bezemstelen om te vliegen.